Hertenkamp
De aanleg van het hertenkamp (of 'hertenwei') werd in 1922 bekostigd door een twintigtal Meppelers en het Comité der Elektriciteitstentoonstellingen.
Je ziet er onder meer pauwen, kippen en dwerggeiten. En natuurlijk herten. Dit zijn damherten, een soort die je in het wild in ons land weinig aantreft. Of het moet op de Veluwe zijn, maar deze 'wilde damherten' zijn een stuk donkerder van kleur dan de Meppeler 'Wilhelmina-herten'.
Het mannetjeshert – met gewei – wordt hert of bok genoemd, het vrouwtje hinde. Een groep herten heet een roedel. Aan het eind van de lente worden de jongen geboren.
Het roedeltje in het Wilhelminapark is deels van koninklijke (of prinselijke) herkomst. Prins Hendrik, echtgenoot van koningin Wilhelmina, schonk in 1928 twee damherten. De schenking werd geregeld via J.F. Vogel, hofjager en vertrouweling van de prins. De herten verhuisden van het kroondomein van Het Loo bij Apeldoorn naar Meppel.
In 1930 werden elf van de zestien herten door honden doodgebeten. Dat jaar werden de hekken verhoogd. Daarna is dit niet meer voorgekomen. Het hertenkamp is vooral een trekpleister voor de kleinste Meppelers in gezelschap van bijvoorbeeld mama, papa, opa en/of oma. Als deze kleine Meppelers wat groter zijn, zien de beesten ze als jonggeliefden weer aan het hek.