De zichtlijnen van het park




Het ontstaan
Waar nu het Wilhelminapark ligt, was de lucht rond de eeuwwisseling onwelriekend en ongezond. Een groep prominente Meppelers kwam rond 1905 met het initiatief de grond tussen de Reest en de Stationsweg vanaf de Werkhorstbrug tot het spoor op te hogen en geschikt te maken voor een luxe park waar gewoond en gewandeld kon worden. In vele steden verrezen destijds villaparken in de omgeving van het station.

De plannen kregen steun van de bevolking en de raad. In 1907 kwam het Burgerweeshuis met een lening tegen gunstige voorwaarden. Werkgroepvoorzitter, aannemer/architect Marten Otten, legde met zijn ontwerp het fundament onder wat later het Wilhelminapark zou worden.

Tuinarchitect Leonard Springer (1855-1940) uit Haarlem kreeg de opdracht om – met als uitgangspunt het ontwerp van Marten Otten – te komen met een uitgebalanceerd ontwerp. Hij had een park voor ogen met lange en korte zichtlijnen, verrassende doorkijkjes, vloeiende paden met pleintjes, waarin geen boom of struik een toevallige plek had. In 1908 kwam hij met zijn eerste schets, met als basis Ottens ontwerp.

Zichtlijnen
Leonard Springer had een park voor ogen met lange en korte zichtlijnen, verrassende doorkijkjes, vloeiende paden met pleintjes, waarin geen boom of struik een toevallige plek had. Vanaf deze plek bijvoorbeeld heeft u zicht op de Maarten Ottenlaan (recht voor u), terwijl er tegelijkertijd een doorkijkje is naar de Reest aan de overkant van de vijver.

Steeds probeerde Springer 'zijn' zichtlijnen en symmetrie zoveel mogelijk te handhaven. Bij de uitvoering werd Springer op afstand geraadpleegd, maar hij mocht geen mensen sturen om het werk te begeleiden. De gemeentelijke uitvoerders deden het op hun manier. Daardoor sloten de wegen toen ze verhard moesten worden, niet meer aan op de wegen en paden in het park. Dus moest Springer in 1917 zijn ontwerp opnieuw aanpassen.

Voor de ophoging van alle oeverlanden was grond van elders nodig. Het benodigde zand (meer dan 60.000 m3), afkomstig uit Rogat en IJhorst, werd vervoerd met lorries via de tramlijn Balkbrug-Meppel (van de Dedemsvaartsche Stoomtramweg Maatschappij). Het spoor werd speciaal hiervoor verlengd vanaf het station tot aan het aan te leggen stadspark.

Het zware werk (ophoging van het terrein, de aanleg van de paden en het uitgraven van de vijver) gebeurde door werklozen met subsidie van het Nationale Steuncomité.

Een 'deskundige' had uitgerekend dat het uitgraven van de vijver voor 20.000 gulden aan turf zou opleveren. Dit zou een deel van de aanlegkosten moeten dekken. Na enkele dagen graven was echter duidelijk dat er geen veengrond maar enkel zand naar boven kwam…

De grootste opgave voor het project was het waterbeheer. Dit werd een succes dankzij de oprichting van een interprovinciaal waterschap. Omdat overheden door de Wereldoorlog financieel pas op de plaats moesten maken, werd met de aanleg ervan pas in 1918 gestart.

Op pinksterzondag 8 juni 1919 werd het wandelpark opengesteld voor publiek. In 1930 kreeg het park ter ere van koningin Wilhelmina's vijftigste verjaardag zijn huidige naam.
Voor optimale functionaliteit:
Download de app